Gepubliceerd: De Nieuwe # 27 – Amsterdam, 2012

De geesten van Tanja Smit

In het boek ‘Libro de Fantasmas’ dat Tanja Smit maakte naar aanleiding van haar verblijf in het kunstcentrum Nau Côclea in Spanje brengt de kunstenaar een aantal elementen samen die voor haar hele oeuvre van belang zijn. Er staan foto’s in die tijdens wandelingen in de omgeving gemaakt zijn: landschappen en details uit landschappen, dieren die ze tegen kwam en wolkenluchten. Een aantal nat in nat geschilderde Oost Indische inkt tekeningen die ze tijdens haar verblijf maakte zijn er in afgedrukt en ook tekstwerken die ze maakte van de kranten die ze las om contact te houden met de buitenwereld zijn er in opgenomen. Het boek is functioneel en eenvoudig uitgevoerd met zwart-wit foto’s en twee korte teksten. Een daarvan is een suggestief commentaar van Clara Garrí en de ander is een beschrijving van het verblijf door de kunstenaar zelf. De zwart-wit foto’s hebben een documentair karakter, maar doordat er geen kaders omheen staan en de foto’s van de O.I.-inkt tekeningen uitsneden lijken waardoor de figuren uit het boek op je af komen, krijgt het boek een wat onwerkelijk karakter. Ik ervaar het boek als het verslag van een wandeling van een maand door de omgeving van Nau Côcloa met alles wat het opleverde, maar tegelijkertijd als een beeld van de manier waarop de kunstenaar te werk gaat om beelden tussen de door haar ervaren werkelijkheid op te diepen.

In een gesprek met de kunstenaar, die als schilder/tekenaar is opgeleid, vertelde zij dat ze eigenlijk nooit vooraf weet wat ze gaat maken, maar zich door fysieke ervaringen laat leiden: ze zet een penseel op een ondergrond, maakt een beweging en reageert daar vervolgens op. Zo doorwerkend en als het ware dansend over papier of doek op het ritme van een in beginsel abstract gegeven herkent ze op zeker moment een beeld uit haar herinnering en werkt dat vervolgens uit met een penseeltekening, aquarel of schilderij als resultaat. De tekstwerken ontstaan op vergelijkbare wijze. Ooit is ze begonnen met in teksten te krassen en te tekenen, als zinloze dwangmatige bezigheid. Vanaf 2002 is ze die tekeningen gaan archiveren en na verloop van enige tijd liet ze die aan publiek zien in een tentoonstelling bij kunstenaarsinitiatief Het Archief in Den Haag. In deze tekst-werken worden elementen als bijvoorbeeld spaties uit een tekst in een pagina van de Spaanse krant El Païs geïsoleerd en vervolgens dijen die cirkels vergroot uit waardoor grafisch een verbinding ontstaat tussen de geïsoleerde elementen en de pagina als geheel een ander karakter krijgt. Afbeeldingen worden gedeeltelijk wit gemaakt en bepaalde letters worden met elkaar verbonden. Regelmatig worden ook kleuren toegepast. Door deze werkwijze ontstaat uit de tekst een beeld dat niets met de tekst van doen heeft maar dat er wel integraal deel van uitmaakt.

Een wereld tussen de voegen van de werkelijkheid

Het is een van de geesten die zich in het tekstbeeld bevindt en die door de kunstenaar wordt geïsoleerd zoals de Oost-Indische inkttekeningen beelden weergeven die in de Catalaanse omgeving waar Smit ‘Libro de Fantasmas’ samenstelde werden gezien. Het is niet toevallig dat er diverse katten in het boek staan: een dergelijke kat fungeert als vertegenwoordiger van de onderwereld in de ets ‘El sueño de la razón produce monstruos’ van Goya. Een wereld tussen de voegen van de stenen in de muur die onze zichtbare werkelijkheid vormt waarin Tanja Smit haar beelden zoekt. Het surrealisme dat deel uitmaakt van de Spaanse werkelijkheid is ook in Tanja Smit’s werk aanwezig. De geest van Goya lijkt nadrukkelijk present. Het is mooi hoe haar werk op een hedendaagse manier de werkelijkheid op een nogal onthechte wijze weergeeft zoals dat bij Goya in de inkttekeningen en grafiek ook gebeurt. Het lijkt bij Tanja Smit vaak om formele zaken te gaan, maar ondertussen behandelt ze herkenbare thema’s. Dat spanningsveld creëert een onwerkelijke gedetacheerde sfeer.

Zoals gezegd bestaan die beelden uit tekstwerken, maar ook uit schilderijen, aquarellen en inkttekeningen. Vooral de gekleurde werken zoals de schilderijen hebben een mooie ontwikkeling doorgemaakt. Na de kunstacademie met al haar invloeden begon Smit met collageachtig werk op klein formaat. Verschillende materialen werden daarvoor gebruikt, maar ze vond deze manier van werken toch niet interessant. Op bepaald moment vielen haar de helderheid en de zachte materiaaluitdrukking van ei-tempera op. Ook het snelle droogproces vond ze een aantrekkelijke eigenschap, omdat ze dan snel en intuïtief zou kunnen werken. Ze begon met dit klassieke materiaal te experimenteren en bleef er daarna mee schilderen. In de beelden die daarmee gemaakt worden valt op dat ze archetypische beelden of bezigheden weergeven. Dit is waarschijnlijk gevolg van de eerder beschreven manier van werken, figuren met individuele kenmerken zullen zich niet snel vertonen in het werk evenmin als een specifieke atmosfeer. De algemene indruk van het werk is echter wel mediterraan. De helderheid en het gevoel voor kleur nemen in de loop van de tijd steeds meer toe. De kunstenaar heeft dan ook vanaf 1993 een groot deel van haar tijd in Barcelona en omgeving doorgebracht. Ook de onderwerpen lijken mediterraan: details in mensfiguren die bezig zijn te kijken, te varen, paard te rijden of andere handelingen te verrichten. Paarden, ezels en andere dieren worden geschilderd en dat alles meestal op een abstracte achtergrond die slechts rudimentair oogt en zeker niet op naturalistische wijze een omgeving aanduidt.

In een kunstenaarsuitgave die Tanja Smit voor de stadscollectie van de gemeente Den Haag maakte in 1996 worden de werken afgewisseld met pagina’s met woorden, werkwoorden in een imperatief die degene die het boekje doorbladert tot activiteit met het werk lijken aan te zetten. Hier blijkt al uit dat taal een belangrijk element is in het werk dat om nader onderzoek vraagt.

Beeld als inspiratie voor muziek

Met de tekstwerken, die later gescheiden van de schilderijen en aquarellen zullen worden getoond zijn recent muzikanten tot activiteit aangezet: de werken worden gezien als partituur en ruwweg op een bepaalde manier ‘gelezen’ door professionele musici.  Zij spelen muziek door deels het werk te volgen en improviseren ook naar aanleiding van het werk om zo de stemmen te laten horen van de beelden die uit de teksten zijn bevrijd door de kunstenaar. Het resultaat wordt tijdens performances ten gehore gebracht en is muzikaal verrassend interessant. Zang is uit de aard der zaak een belangrijk element, er is zelfs een stuk dat a-capella wordt uitgevoerd. Aan de andere kant zijn er ook instrumentale stukken die een rijke klankwereld laten horen. Enthousiaste toehoorders worden op deze wijze bij een creatief proces betrokken waar het anders slechts over zou speculeren.

Tijdens zijn laatste jaarrede voor de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen brak de vertrekkende president van dat eerbiedwaardige instituut, Robert Dijkgraaf, een lans voor waardevrij wetenschappelijk onderzoek. Hij noemde het essay ‘The usefulness of useless knowledge’ van de Amerikaanse onderwijskundige Abraham Flexner als bron voor een aantal voorbeelden van wetenschappelijke ‘spielerei’ die tot waardevolle resultaten hebben geleid en stelde daarbij dat wetenschap in haar diepste wezen een publieke zaak is die door de maatschappij mogelijk gemaakt moet worden. Hij vergelijkt dan de aard van het werk van wetenschappers en kunstenaars en stelt dat contact met de maatschappij noodzakelijk is om de noodzaak van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek blijvend te laten wortelen in diezelfde maatschappij. Dat laatste geldt mijns inziens ook voor de kunsten: kunst en cultuur zijn een publieke zaak die de maatschappij ten goede komt. In de beeldende kunst is het al enige tijd gewoon events te organiseren: artist-talks, performances, optredens met op enigerlei verwante disciplines: het helpt allemaal om het publiek meer bij het werk van kunstenaars te betrekken. Tanja Smit organiseert performances vanuit een organische ontwikkeling in haar werk. Vanuit het zinloze krassen in teksten volgde het hele proces dat de kunstenaar doormaakte om haar werk te ontwikkelen. Door de muzikale verklanking krijgen de ontstane tekstwerken een natuurlijke inbedding in het publiek voor wie de stappen die tot deze uitvoeringen hebben geleid door de aanwezige “partituren” goed te volgen zijn. De kunstenaar weet op deze aansprekende wijze een publiek bij haar steeds bredere ontwikkeling als beeldend kunstenaar te betrekken.