Geschreven in een lang weekeinde in 2011 op verzoek van Jeroen Bosch, toen hoofdredacteur van De With, een tijdschrift wat tijdens de opening van het Rotterdams cultureel seizoen bij de Letterproeftuin werd gedrukt en tijdens het festival te koop was. Delen heb ik bij de Aanschouw op mijn BlackBerry getikt!

vrijdag 8 september 2011

Vandaag vindt de opening plaats. Eerst naar letterproeftuin: een fantastische energieke ruimte waar driftig geraapt, gevouwen en geplakt wordt om de eerste De With te kunnen leveren. Tussen de bedrijven door hoor ik over doorwaakte nachten en plotseling de vraag: kan iemand me een boterham bezorgen, ik heb nog niet gegeten vandaag! Ieder werkt onder hoogspanning om het blad de deur uit te krijgen en als hoofdredacteur Jeroen Bosch me een exemplaar overhandigt zie ik waar ik aan meewerk; een prachtig vormgegeven blad, vakkundig gestencild met een verrassend  effectieve cover.

De wigwam op de Willem Boothstraat waar de opening plaats vindt is de volgende stop: er gebeurt nog maar weinig dus ik kijk even rond: al snel komt Jeroen Jongeleen in zicht die mot heeft met de politie over een auto met tweehonderd miljoen Euro die hij wil lossen bij een politieparkeerplaats. Hij probeert een paar theatrale locaties uit en eindigt tenslotte op de parkeerplaats waar hij stond. Al snel verschijnen de vijftig-euro biljetten in de straat. Het ziet er ontregelend uit.

Terug naar de wigwam die door een enorme kraan wordt hoog gehouden en door Joost Goudriaan is gemaakt.  Daar wordt inmiddels prosecco gedronken en er ontstaat enige drukte. Ik ontmoet tweederde Kimberly Clark: zij brengen een hommage aan een van de eerste Amsterdamse wildplakkers met een tekst die zij met een sticker op  twee-euro munten hebben geplakt in winkels in de Witte de With-straat en omgeving. Het is een bekende techniek uit het verleden, bedoeld om de tekst als een virus te verspreiden.

De opening zelf is wat ingehouden, althans: het officiële gedeelte. Er zijn toespraken van diverse figuren en er wordt een presentatie gehouden van De With door onze hoofdredacteur. Daarna volgt een majorettegroep die het Amerikaanse showwerk goed bestudeerd heeft. In de foyer van het RO-theater is ter kleuring van de opening een kunstig openingsbuffet opgediend dat door de kunstenaar Jonas Liveröd wordt gepresenteerd. Ik heb diverse gerechten geprobeerd na de presentatie bewonderd te hebben: een bloedrode gazpacho met diepte, paarse inktvistentakels die uit groene meloenen staken, broodstengels die als gewei uit een opgezette hertenkop groeien, pikzwart brood dat uitstekend smaakte, garnalen met een saus uit een chocolade-frambozenfontein: feestelijk is te zwak, ik vond het redelijk decadent. Iemand suggereerde dat de majorettes een opmaat vormden voor dit buffet en daar kan ik me iets bij voorstellen.

Van het RO-theater ging het naar TENT en Witte de With. Daar heeft Michael Johannssen een werk aan de buitenmuur gemaakt dat zich bijzonder mooi in de plaatselijke architectuur voegt, maar er ook een fraai accent aan bijdraagt. Ditmaal heeft het werk monumentale afmetingen en dat gaat niet ten koste van de aard ervan. De tentoonstelling “All Tomorrow’s Parties” in TENT kan me niet heel erg bekoren, op de bijdrage van Abner Preis na: deze kunstenaar weet toch altijd weer op een onbevangen en  minimale wijze een verhaal te vertellen en weer te geven. Er zitten elementen in die aan Joodse verhalen doen denken en de wijze waarop hij toeschouwers betrekt door hen clowns attributen aan te bieden en met hem clown te zijn is ontwapenend. Voor de tentoonstelling in Witte de With ging het drie verdiepingen op om er vervolgens achter te komen dat je, als je alles wilt zien van de tentoonstelling Melanchotopia, achter een gids weer omlaag moet en een route door de stad moet volgen. Uit wat er op die derde verdieping te zien was kreeg ik niet de indruk dat het onontkoombare was om achter die gidsen aan te gaan en ik vroeg me af wat een zwaar betaald instituut ertoe brengt een dergelijke leegte aan te bieden. Gelukkig was de straat inmiddels steeds levendiger geworden, niet in het minst door een installatie met harde Arabische muziek van Slavs en Tatars die ook in Melanchotopia vertegenwoordigd zijn.

Op naar het museumpark voor wat muziek en de VHS-films. Daar wordt de sfeer pas echt festivalesk: na een rustig begin met een vrijwel leeg plein wordt het steeds drukker en de films van het festival zijn aanleiding tot grote bijval. De grote projecties met stevig geluid maken indruk en het zachte, droge weer en een biertje op zijn tijd doen de rest.

Zaterdag 9 september

WORM zou in de nieuwe behuizing aan de Witte de Withstraat een programma draaien, maar gisteren was al bekend geworden dat in die ruimte nog volop gewerkt werd. Mijn eerste gang vandaag was dus naar het RO-theater om het programma met zeldzame films van de No-Wave-cinema te zien dat door George Clarke is samengesteld. Een middag met super 8 en 16 mm films naast gedigitaliseerd materiaal uit einde zeventiger, begin tachtiger jaren in New York. Het verhaal gaat dat een scharrelaar op Houston street in 1977 bij toeval een partij super 8-camera’s verkreeg. Toen bepaalde kunstenaars in de Lower East Side daar lucht van kregen veranderden die apparaten binnen de kortste keer van eigenaar. Dat was het begin van een levendige undergroundmovie scene die op zijn minst vijf jaar heeft geduurd. De apocalyptische afbraakbuurt die de wijk in die tijd was werd op experimentele wijze getoond als een aparte wereld met eigen wetten. David Wojnarowicz maakte bij wijze van waarschuwing een filmpje met dode of stervende heroïnedoden die hij kende en er werd een documentaire gedraaid, Punking Out genaamd, die de “Blank Generation” in CBGB’s toonde en ook wat muziek van Richard Hell en de Voidoids, The Dead Boys en The Ramones bevatte.

Na  even te zijn bijgekomen van het punk-nihilisme bij de kijkdagen van de veiling voor De Aanschouw was ik weer snel terug in de 21e eeuw tussen de terrassen van de Witte de Withstraat. Ik zag daar op weg naar het RO al een echo uit het verleden, ander plakwerk van Kimberly Clark dat daar te vinden is: naast de munten hebben ze ook in de buurt rond het museumkwartier posters met teksten geplakt. Dezen zijn met tape aangebracht. De teksten deden me denken aan het werk ”Real Stories from Life” van Jeanne van Heeswijk dat ik gisteren zag. Wat ook op begon te vallen waren de gemodificeerde verkeersborden van Joost Goudriaan: ze zijn heel onnadrukkelijk aanwezig, maar zodra je ze ziet kan je een glimlach niet onderdrukken. In verschillende materialen en met steeds een andere afwijkende boodschap vormen ze een eye-opener op straat.

Bij V2, dat ook op de Witte de With straat is aangeland, vond een presentatie plaats van het Open Sailing network van Cesar Harada. Na de olieramp van BP begon Harada een onderzoek naar de mogelijkheid een schip te ontwikkelen dat zelfstandig, met behulp van wind en waterstroomenergie, olievlekken kan opruimen. Het eerste prototype Protei_006  is bij V2 te bewonderen en het maakt indruk. Het feit dat het een Open Source ontwerp is dat door ieder vrijelijk gereproduceerd mag worden maakt het theoretisch mogelijk dat van over de hele wereld een vloot van boten kan worden ingezet om olievlekken op te ruimen. De gebruikte materialen en de natuurlijke energiebronnen maken dit een aantrekkelijk concept om uit te voeren. Onderweg kwam ik ook weer Bill Drummond tegen die als een bouwvakker bij het bed zat dat hij maakt. Hij was drukker met het praten met voorbijgangers.

De ronde tafel van Werthacker van Jeanne van Heeswijk die ik gisteren zocht bleek vandaag pas te zijn opgesteld in het Museumpark. Met dit werk heeft van Heeswijk een complete cultuur verplaatst, een dorpse gemeenschap vanuit het Ruhrgebied naar Rotterdam. Een grote ronde tafel met een biertap en een enorme bakpan om aardappelkoekjes in de olie te bakken zorgden voor een olijke sfeer, Toen ik aankwam begonnen alle dorpelingen die aanwezig waren met een staaltje community-singing. Bezoekers aan het festival mochten erbij komen zitten aan de lange tafel om de producten van de mensen uit Werthacker te keuren. Ik vraag me af of diezelfde mensen de kunstuitingen van het festival bezochten.

Het werk van Leonard van Munster bevindt zich in de vijver achter Booijmans van Beuningen, een prachtige monumentale locatie om een beeld te maken. Die kans heeft van Munster met verve aangegrepen door een drijvende sokkel in de vijver te leggen en daarop een beeld te zetten dat ik moeilijk te duiden vind: rotsachtige massa’s kruipen tegen grootstedelijke architectuur op en tussen de rotsen staat een klein tentje waarin een lichtje brand. Het blijft moeilijk de positie van de kunstenaar te duiden: misschien is hij een voorbijganger die rondkijkt en af en toe een lichtje ziet!

Kees Koomen, 10 september 2011

Michael Johansson

De eerste keer dat ik het werk van Michael Johansson zag was bij galerie Ramakers in Den Haag. Joncquil had zijn werk gezien in de Supermarket Art Fair in Stockholm en nodigde Johansson uit  met hem te exposeren. De tentoonstelling was gebaseerd op monochromie en het gebruik van bekende objecten die van betekenis veranderen. Waar Joncquil echter een barokke fantasiewereld liet zien in zijn monochrome schilderijen in olieverf waren de beelden van Johansson minimalistisch. De hiervoor gebruikte voorwerpen van verschillende industriële materialen zijn allen herkenbaar als voorwerpen die ooit een functie hadden. Ze zijn op vorm en kleur gesorteerd om bijvoorbeeld een monochrome kubus te vormen, of een abstract reliëf waarmee een rechthoekig vlak wordt gevormd: de voorwerpen zijn opeens een middel om tot een ander doel te komen.

Het werk dat Johansson verder laat zien is  niet alleen monochroom: Hij maakt ook abstracte kleurcomposities met grote geometrische massa’s waarin met kleur wordt gewerkt. Hij heeft kop diverse plaatsen kleurige muurcomposities die elementen in een wand accentueren uitgevoerd. Op een verrassend vindingrijke manier worden delen van meubels of bouwelementen hierin opgenomen. De resultaten suggereren ook een betekenisvolle plaats in de ruimte en gaan dus een verhouding aan met architectuur, vaak van woningen. Hierin zit een bepaalde logica: de elementen die Johansson gebruikt komen bijna allemaal uit huiselijke omstandigheden en zijn gebruikt in dagelijks leven: thermoskannen, afdruiprekken, koelkastdeuren en zelfs hele meubels die op kleur gecombineerd worden. Er is altijd wel een element te vinden dat intimiteit uitstraalt door de primaire en onnadrukkelijke aard van de functies die het voorwerp heeft gehad. Dit klein-menselijke element dat tot grote abstracte kunst leidt geeft een prettige spanning die snel aanspreekt.
Heel mooi zijn de transparante werken: draadmeubelen of modernistische lichte meubelen die met verschillende transparante plastic flessen zijn opgevuld tot etherische ruimtes die bijvoorbeeld ook met de witte reliëfs gesuggereerd worden.

Een aparte status hebben de modelkits: het zijn werken die uit onderdelen van gebruiksvoorwerpen bestaan. Die onderdelen zijn met elkaar verbonden op een manier die in modelbouwpakketten wordt gebruikt. Doordat de functies van de onderdelen niet direct herkenbaar zijn, de basisvorm van de modelkits ook nogal minimalistisch oogt en alles in één kleur is gespoten werken de modelkits als abstracte wandsculpturen. Bij nadere beschouwing herken je de onderdelen van een bed, een boot of een fiets die je zou kunnen bouwen tot iets wat bijvoorbeeld geen fiets is, maar het model van een fiets.
De kunstenaar zelf zegt dat  hij geïnteresseerd is in verdubbelingen van vormen en in het naast elkaar zetten of zelfs omzetten van bekende naar onbekende objecten. In zijn werk verandert hij daartoe de context van een gebruiksvoorwerp waardoor dat een andere nieuwe functie krijgt in een geheel dat ook zelf een functie suggereert. De geest van voormalig gebruik van voorwerpen blijft om die nieuwe werken hangen en dezen verbeelden zo misschien de onregelmatigheden in het leven waardoor de kunstenaar zich laat inspireren. In Rotterdam zal Johansson locatiewerken maken op verschillende plaatsen.

R.A.I.R. – 24 uur Parfum de BoemBoem

Het begrip residency heeft de laatste jaren onder kunstenaars en kunstenaarsinitiatieven  en  kunstinstellingen een grote populariteit gekregen. Het woord staat voor een werkperiode van een kunstenaar buiten de eigen omgeving. Voor jonge, juist afgestudeerde kunstenaars betekent het een confrontatie met nieuwe stimulansen, een onbekende culturele omgeving en het opbouwen van een netwerk. Voor de meer gevorderde kunstenaar is het daarnaast een mogelijkheid aan de hospitalisering in zijn eigen omgeving te ontkomen en met enige afstand te reflecteren op de normale situatie waarin hij of zij verkeert. In veel gevallen is voor zo’n periode geld beschikbaar of is een mogelijk verblijf in een gastatelier aanleiding tot het verlenen van een beurs.

Die gastateliers hebben zich wereldwijd verspreid: er is geen plek die zich lid voelt van de “global community” of er is wel iets te vinden waar een kunstenaar tijdelijk kan verblijven. Daar wordt dan ook een presentatieruimte ingericht om de resultaten van het verblijf te tonen en ander werk te laten zien. Vaak worden die plekken door de overheid gesubsidieerd. In Nederland is het hebben van gastateliers iets wat in de subsidieaanvragen van instellingen en initiatieven een meerwaarde heeft. Geen wonder dat het verschijnsel snel om zich heen heeft gegrepen en overal voor komt. Voor een kunstenaarsinitiatief  lijkt het aantrekkelijk om kunstenaars uit een andere omgeving of uit het buitenland te huisvesten voor een bepaalde periode: er komt een nieuwe impuls in huis en het trekt nieuw publiek aan door de gevarieerde tentoonstellingen die in de presentatieruimtes gehouden kunnen worden. Kortom: er is een hele, door de overheid gestuurde, infrastructuur ontstaan waardoor kunstenaars die behoefte hebben aan vernieuwing zich in een warm bad van mogelijkheden kunnen onderdompelen.

Ik vraag me af of een beetje kunstenaar zo’n bad nodig heeft. Het hele verschijnsel is in Nederland in de kraakbeweging ontstaan: daar ontstond een uitwisseling van werksituaties die uit het veld voort kwam. Individuele kunstenaars hebben ook op eigen kosten in het buitenland gewerkt. Soms heb ik de indruk dat de mogelijkheid van een verblijf  elders (en financiering daarvan) eerder aanleiding is voor een aanvraag dan de vanuit de ontwikkeling van het werk gevoelde behoefte om in een specifieke omgeving te kunnen werken. Ik zou eerder pleiten voor het mogelijk maken van een uit het werk of de werkomstandigheden ontstane vraag naar verandering. Kunstenaars zijn ook maar mensen: als je ze een worst voorhoudt happen ze toe! Naar mijn idee behoren ze eerst hun behoefte zelf specifiek te formuleren, ze zijn zelf verantwoordelijk voor de ontwikkeling van hun werk. Juist diegenen die buiten die infrastructuur hun weg vervolgen zijn interessant en vallen buiten de normalisering van de cultuur die door beleidsstructuren in de hand wordt gewerkt.

Daarnaast vraag ik me af of het voor elk ateliergebouw of kunstenaarsinitiatief  belang heeft om residencies aan te bieden. Het vergt een organisatie en veel gedoe met tentoonstellingen, huisvesting, sociale momenten creëren etc. Met de druk die de komende bezuinigingen veroorzaken zal niet iedereen daar tijd/zin in hebben als het niet wat oplevert. De voordelen verschillen per ruimte, maar groter publieksbereik is naar mijn waarneming niet altijd gegarandeerd.

In Rotterdam is nu zelfs een meta-organisatie ontstaan: R.A.i.R. (Rotterdam Artists in Residence), een samenwerkingsverband van vijf kunstenaarsinitatieven: Kaus Australis, Duende, Het wilde Weten, Kunst & Complex en stichting B.a.d. Zij werken samen om het Artists In Residence gebeuren in Rotterdam te stimuleren en naar buiten te tonen. De gemeente Rotterdam meent dat door kunstenaars van buiten uit te nodigen de plaatselijke culturele wereld verrijkt wordt en het internationale aanzien van Rotterdam stijgt. Parfum de BoemBoem is een organisatie die voor de gemeente Rotterdam fietsroutes organiseert en aanbiedt om de veranderingen in de stad te laten zien aan burgers en buitenlui. Zij hebben tijdens de Wereld van Witte de With gedurende vierentwintig uur culturele fietsroutes georganiseerd om op alle tijden van de dag met cultureel Rotterdam kennis te kunnen maken. Een van die fietsroutes wordt door R.A.i.R. aangeboden en loopt langs kunstenaarsinitiatieven, residentieplekken, kunstenaarsstudio’s en galeries met presentaties, performances, lekkere hapjes en installaties onderweg in de publieke ruimte. Zo krijgt u gelegenheid zich zelf een mening te vormen over het verschijnsel A.I.R. en het beleid van de gemeente Rotterdam ter zake!