De bloemen van het kwaad verbeeld
Gepubliceerd: De Nieuwe # 30 – januari 2014
In het voorjaar was in Parijs de tentoonstelling ‘L’ange du bizarre’ te zien in het Musée d’Orsay. Een tentoonstelling over romantische schilderkunst vanaf het begin van de negentiende eeuw. In het begin van de dertiger jaren publiceert kunstcriticus Mario Praz ‘The Romantic Agony’ waarin hij de duistere romantiek uit de achttiende en negentiende eeuwse literatuur onderzoekt die wordt gezien als reactie op de verlichting van de achttiende eeuw. Door de Franse revolutie en de gevolgen daarvan die in heel Europa voelbaar waren was de angst ontstaan dat mensen geen greep hadden op de menselijke ziel en de natuur. Schrijvers onderzochten de kant van het menselijk bestaan die zich in de schaduw afspeelt, de excessen en de irrationele zaken waarbij seksualiteit een belangrijke drijfveer vormt. De beeldende kunst blijft hier niet bij achter, ook schilders en beeldhouwers beginnen zich met elementen bezig te houden die in de romantische literatuur het publiek doen huiveren.
Geïnspireerd door Milton, Dante, maar ook Shakespeare en Goethe maakten kunstenaars als Delacroix, Géricault, Goya, Füssli, C.D. Friedrich en de dichter William Blake – die zelf illustraties bij zijn gedichten maakte -schilderijen waarin de duivel, erotiek en kannibalisme figureren. Er is bijvoorbeeld een schilderij te zien van William Bouguereau, genaamd Dante et Virgil, waarop twee kannibalen elkaar de keel proberen door te bijten. Het is een scène uit de hel in de Divina Comedia van Dante waarop de auteur met Virgilius, zijn gids door de hel, staat afgebeeld. Op de achtergrond hangt een duivel in de lucht die met plezier op de twee vechtende figuren neer kijkt. Deze mannen zijn op klassieke academische wijze geschilderd: het is alsof we een Grieks reliëf zien. Dit doek ontstond toen tegelijkertijd de school van Barbizon, de voorloper van het impressionisme, volop actief was in Frankrijk. Naast de ontwikkeling van naturalisme naar impressionisme, expressionisme en abstractie heeft zich een parallelle ontwikkeling voorgedaan die meer literair beïnvloed is.
Het romantische fin de siècle
De tentoonstelling werd ingedeeld in verschillende perioden: in het begin figureren genoemde kunstenaars. In de tweede periode ontstaat, mede door de gruwelen van de Frans-Duitse oorlog in 1870 en de gevolgen van de industriële ontwikkeling, een symbolisme waarin de duivel, of het kwaad, optreedt. Dat gebeurt vaak in de vorm van een vrouw. Medusa’s, heksen, vampiers en skeletten tonen een wereld waarin de dood het menselijk leven bedreigt. De landschappen en nachtelijke zelfportretten van Spilliaert, de vrouwen in het werk van Munch, Franz von Stück, Gustave Moreau en de doodskoppen bij Odilon Redon maken van moeder natuur een bedreiging voor de mens. In deze periode beginnen kunstenaars de weergave van de werkelijkheid in formeel opzicht aan te passen: het kleurgebruik wordt expressiever, contrasten worden versterkt en lijnen worden ronder, vrouwelijker. Ook wordt ornamentiek geschilderd om de getoonde vaak al meer gestileerde beelden een grotere monumentaliteit te geven. Op deze manier worden de sentimenten in het beeld vergroot. Boeken als À Rebours en Là-Bas van J.K. Huysmans hebben daarbij invloed als literaire uitingen van het romantische fin de siècle.
In de derde periode die behandeld wordt is het surrealisme een gevolg van de eerste wereldoorlog. De oude wereldorde is failliet en het surrealisme probeert met oude subversieve tactieken een nieuwe realiteit te vormen. De romantische poëzie en literatuur en de daarbij horende schilderkunst inspireren de kunstenaars tot een herordening van de realiteit. Het toeval, dromen en ongecontroleerde uitingen van het lichaam en de geest worden gebruikt om kunstwerken te maken.
Continuïteit in beeldtaal
Wat me bij het zien van deze tentoonstelling vooral opviel was dat de religie een belangrijke rol speelt en dat er een enorme continuïteit in de beeldtaal bestaat. Wellicht heeft dat laatste te maken met de literaire bronnen die aan de basis liggen van veel werk: de hel van Dante is uitgebreid beschreven en interpretaties van de hel zijn in diverse vormen te vinden. Waar in de officiële kunstgeschiedenis naar de abstracte beeldende kunst steeds formele stappen zijn gemaakt worden in de kunst die in deze tentoonstelling wordt getoond met dezelfde, in oorsprong literaire gegevens, beelden vernieuwd. Zo is het beeld van de duivel bij Delacroix, waarvan een Mephistopheles getoond wordt, totaal anders dan hoe dat van de gevallen engel bij Max Ernst oogt. Die continuïteit laat zich het beste zien is in de filmfragmenten die deel uitmaken van de tentoonstelling. Omdat getoonde kunst in wezen verhalend is werken de in de tentoonstelling verwerkte filmfragmenten als logisch vervolg waarin de invloeden van de beeldende kunst duidelijk herkenbaar zijn. De manier waarop Emil Jannings als de duivel omineus boven het dorp van Faust hangt in de film van F.W. Murnau heeft veel aan de schilderkunst te danken. In Frankenstein van James Whale (1931) is het monster direct ontleent aan de donkere figuur in het schilderij Cauchemar van Füssli en de manier waarop de kop van de hoofdfiguur is vormgegeven komt rechtstreeks uit de etsenserie Los Caprichos van Goya. De geluidloze Deense film Häxan (1922) van Benjamin Christensen ademt volledig de sfeer van de romantische schilderkunst en wie de droom in Los Olvidados (1950) van Luis Buñuel ziet zal daarin de geest van het surrealisme uit het interbellum terug vinden.
Angsten en driften
De verandering van de kunst die in L’Ange du Bizarre te zien is vindt niet plaats in formele zin, in het materiaalgebruik of beeldonderzoek, maar het gebeurt voornamelijk op een ander, conceptueel niveau. Modernisering van deze kunststroming vindt plaats in de verbeelding van de inhoudelijke lijnen die dezelfde bleven. Het is de verbeelding van onbewuste angsten en driften die een ontwikkeling door maakt. Vanuit aanvankelijk vrij letterlijke uitbeeldingen van scènes uit de romantische literatuur worden in een tweede periode begrippen als de duivel, de fatale vrouw of doden geïsoleerd om die gestileerd weer te geven. Vervolgens wordt weer decennia later de menselijke geest die dit alles veroorzaakt onderzocht om de hel van het onderbewuste te laten zien in surrealistische collages van beeldelementen die door het moment en het toeval bepaald werden. Waar de moderne kunst steeds meer naar zichzelf verwijst onderzoekt de zwartromantische kunst de menselijke ziel.
Aanvankelijk raak ik wel geïnteresseerd als ik de werken in deze tentoonstelling zie maar al snel bekruipt me hetzelfde gevoel dat me altijd in Rooms-Katholieke kerken bevangt door de donkere een bedompte atmosfeer die er hangt. In de schilderijen van het begin van de negentiende eeuw is die atmosfeer zeker aanwezig: het coloriet is voornamelijk donker en elementen uit de literatuur zijn vrij letterlijk verbeeld. De werken uit de tweede periode, die van na 1870, voegen daar nog dramatiek aan toe door de nadruk op de psyche: gevoelens worden verbeeld door opengesperde ogen en theatrale houdingen. Het is de dramatiek van de adolescent wiens gevoelens hemelshoog oplaaien om hem vervolgens in het diepste dal te storten. Voor het huidige jonge publiek zijn deze werken misschien in een bepaalde levensfase invoelbaar, maar de meesten van ons zullen het allemaal erg gemaniëreerd vinden. Hedendaagse kunstliefhebber zullen misschien meer plezier beleven aan de surrealistische werken. Die dagen de kijkers uit om zelf betekenis te geven aan de beelden. Omdat die beelden niet eenduidig zijn wordt het onderbewuste van de kijker ook geactiveerd om zijn eigen verhaal te maken
Het zondebegrip
Wanneer we in de 21ste eeuw kijken welke kunstvormen aansluiten op de besproken tentoonstelling dan komen bij mij eerst filmregisseurs als David Lynch en Lars von Trier voor de geest. Zij onderzoeken de diepten van de menselijke geest en een begrip als het kwaad speelt bij beiden een rol. De filmkunst is misschien ook wel de meest voor de hand liggende wijze om beeld en literatuur te combineren, omdat daarin het tijdselement een rol speelt. In de beeldende kunst liggen de zaken gecompliceerder. Misschien dat in de tekeningenseries van Marcel van Eeden ook een vervolg kan worden gezien. Deze kunstenaar vertelt verhalen met series tekeningen en teksten die zich op onwaarschijnlijke wijze ineen vlechten tot verhalen die zich ook weer op wonderlijke manier tot elkaar verhouden.
Het vrouwbeeld wordt met name door vrouwen benaderd en dan op een meer analytische wijze. Werk van Louise Bourgois ligt nog erg in het verlengde van wat de surrealisten deden, maar latere Nederlandse kunstenaars als Marlene Dumas en Hester Scheurwater proberen met hun werk grip te krijgen op wat er in de loop van de tijd met het vrouwbeeld gedaan wordt. In het geval van Dumas speelt het kwaad ook een grote rol. Over het algemeen lijkt mij dat in het Westen de secularisering en de seksuele bevrijding ervoor gezorgd hebben dat het zondebegrip niet meer zo nadrukkelijk aanwezig is in de samenleving waardoor zich minder angsten manifesteren en driften zich op een wat natuurlijker manier kunnen uiten. De zwarte romantiek is daardoor voor zover die nog bestaat gemarginaliseerd en de beelden die daarin gebruikt werden, zoals de duivel en skeletten, zien we tegenwoordig als clichés in Halloween of in Hollywood films en bepaalde muziekgenres.