Er heerst een misverstand in Nederland en dat misverstand is langzaam gegroeid tot een geïnstitutionaliseerd idee: Kunst is maakbaar! Creëer gelegenheden en randvoorwaarden, pomp er geld in en duizenden bloemen zullen bloeien. De mensen die verantwoordelijk zijn voor de cultuur in Nederland zijn tot dat inzicht gekomen door een omkering van situaties die zij geanalyseerd hebben. Een voorbeeld is het idee van de culturele broedplaats: gezien werd dat gekraakte ateliergebouwen die multidisciplinair gebruikt werden een succes waren. Dit vond plaats op een plek waar het economisch rendement groter zou zijn waardoor snel een einde komt aan dat succes en zij bedachten zich dat zij deze situaties ook zelf kunnen creëren, ergo: een broedplaatsenbeleid!
De talentvolle met een startstipendium gedoteerde academie-verlater die in een van gemeentewege verordonneerde broedplaats zijn ideeën probeert te ontwikkelen maakt zo al deel uit van twee geïnstitutionaliseerde beleidscircuits die de nodige regelmatig terugkerende eisen aan hem stellen (formulieren, documentatie, CV) naast de plichten die aan een beginnend ondernemer van overheidswege ook al worden opgelegd. En dan moet er ook nog kunst gemaakt worden wat naar een publiek moet worden toegebracht om deze situatie te bevestigen. Het is een beklemmende positie die de aankomend kunstenaar direct isoleert in een beperkte maatschappelijke omgeving, een situatie die hij ook niet zelf veroorzaakt, maar die over hem heen valt. Het kunstenaarschap is zo een zichzelf bevestigende status die weinig vragen oproept over wat het betekent om kunstenaar zijn, kunst te maken en of dat überhaupt moet, terwijl een antwoord op deze vragen juist op dit moment belangrijk zijn.
Mòet Kunst gemaakt worden? Kunst wordt gemaakt, omdat het gebeurt! En de zin daarvan dat komt later wel, als er naar gekeken, geluisterd en over nagedacht wordt. Kunstenaars behoren deel uit te maken van de maatschappij. Hoe, dat is een apart onderwerp, maar hun werk moet functioneren in de maatschappij. Daarentegen moeten kunstenaars ook een bepaalde afstand hebben tot de maatschappij om daarop te kunnen reflecteren en zich daartegenover onafhankelijk op te kunnen stellen. De economische waarde van cultuur hoort voor een kunstenaar helemaal niet van belang te zijn. Het is goed dat er subsidies zijn voor kunst, kunstenaars hebben ook sociale verantwoordelijkheden en moeten ook eten, maar zij hebben door hun kunstenaarschap gekozen voor een levenshouding die iets hogers, een ideaal nastreeft. Hij denkt niet aan productiecijfers, bezoekersaantallen of verkopen aan beroemde musea of bekende verzamelaars maar eerst en vooral aan de kwaliteit van wat gemaakt wordt, de rest komt daarna.
Maar wat is kwaliteit? Dàt wordt nu bepaald door creatieve mensen die kunnen kijken, luisteren, voelen en nadenken en niet door mensen die denken in termen als hip, actueel, intercultureel, interdisciplinair afzetmarkt etc. Een goed kunstwerk is altijd actueel, in welk medium en met welk onderwerp dan ook. Een hip, actueel, interdisciplinair intercultureel werk in nieuwe media hoeft niet per sé goed te zijn en het zijn misverstanden als deze die maar eens uit de weg moet worden geruimd! Iemand die zich kunstenaar noemt moet gewoon met zijn werk bezig zijn en het is het publiek, de receptie en het discours die van hem een kunstenaar zullen maken. Functionarissen in de culturele infrastructuur die daarin de toon aangeven moeten zich ook onafhankelijk van economische, politieke, modieuze overwegingen daarover uiten en zo hun eigen persoonlijkheid vormen. Zij moeten kijken wat er is en niet hun eigen aan hun specifieke eisen voldoende kunstenaars kweken in hun achtertuin, en met kijken bedoel ik actief aanwezig zijn in de cultuur, participeren en meningen formuleren! Ateliers bezoeken, concerten beluisteren, voorstellingen zien, alleen dan komt het hier misschien nog eens goed met de musea.
Zelf vind ik de ideeën van Joseph Beuys heel waardevol: “Jeder Mensch ist ein Künstler!”: ieder mens kan creatief zijn in zijn omgeving, een creatief mens zal door een goed kunstwerk geraakt worden, het kunnen interpreteren en eventueel tot een nieuw kunstwerk kunnen maken. De sociale sculptuur is een samenwerking van creatieve mensen. Dat geldt zeker voor cultuur, kunst moet kwaliteit hebben, maar ook de receptie van en meningsvorming over kunst moeten kwaliteit hebben. Als daar maatschappelijk belang aan wordt gehecht en als dat in het onderwijs en de cultuurpolitiek wordt ondersteund zal de cultuur een indrukwekkend sculptuur vormen, een waar “Gesamtkunstwerk” wat niet uit beleidsvoornemens is ontstaan, maar uit de makers en het publiek van kunst is voortgekomen.
Geschreven voor chmkoome’s blog als reactie op “De kunst heeft noodzaak”– Anna Tilroe NRC Handelsblad 10 september 2004