Gepubliceerd: De Nieuwe # 28 – Amsterdam 2013
Zeger Reyers en de menselijke natuur
Het credo ‘Natura artis magistra’ (natuur is de leermeester der kunsten) dat eeuwenlang voor kunstenaars gold heeft in de laatste decennia aan geldigheid verloren. Het idee dat een kunstwerk gemaakt wordt om daarna onveranderd ergens getoond te worden, waarbij het in de loop van de tijd alleen nog maar door de interpretatie ervan aan verandering onderhevig is lijkt achterhaald. Recent bestaat een neiging om creatieve processen inzichtelijk te maken in tijdelijke projecten waarin dergelijke fenomenen te volgen zijn. De resultaten daarvan zijn niet per definitie voor de eeuwigheid gemaakt. Daarnaast is na de opkomst van performancekunst en het idee van Joseph Beuys over sociale sculpturen een vorm van kunst ontstaan die over interactie en intermenselijke relaties gaat.
Een kunstenaar die projecten uitvoert die over het algemeen tijdelijk bestaan en die probeert de toeschouwer met de zintuigen in het werk te trekken is de Haagse kunstenaar Zeger Reyers. Voor hem geldt eerder dat de natuur een gereedschap is om mee te werken. Zijn projecten bestaan in het begin van zijn carrière uit natuurlijke processen die plaats vinden in materiaal dat hij uit de maatschappij haalt: oude meubels, huishoudelijke apparaten of oude matrassen. Voor een werk, ‘Private Business’, heeft de kunstenaar oude matrassen verzameld en uit het tijk waarmee ze bekleed zijn stukken stof gesneden. Omdat de matrassen gebruikt zijn is in die stof van alles te vinden: er hebben dagelijks mensen op gelegen die hebben gezweet, de liefde hebben bedreven, incontinent zijn geraakt of misschien ook gestorven zijn. De suggestie van dergelijke processen is duidelijk herkenbaar in het vaak klassieke patroon van de stof. Reyers heeft die stukken stof onbewerkt op spieramen gespannen en de doeken als schilderijen tentoongesteld. Het materiaal confronteerde de toeschouwer direct met een zintuiglijk waarneembare intimiteit. Het zijn stukken werkelijkheid die naar schilderkunstige conventies getoond werden. Enige voor de kunstenaar kenmerkende elementen zijn in dit werk al herkenbaar: het op elkaar inwerken van natuur en cultuur, een materiaalgebruik dat niet alleen visueel waargenomen kan worden, dat een interessante betekenisverandering ondergaat en Reyers toont een laconiek gevoel voor humor.
Een ander vergelijkbaar element uit de praktijk van deze kunstenaar is het werken met paddenstoelen: na eerst oude stoelen met paddenstoelen te laten begroeien worden een aantal projecten uitgevoerd waarbij paddenstoelen uit alle hoeken en gaten te voorschijn schieten om bezit te nemen van een kinderkamer, een luchtverversingsruimte, boeken, platenspelers, projectoren, camera’s en affiches (waaronder een affiche van een tentoonstelling van Paul Thek, een van de helden van Zeger Reyers). Deze wildgroei aan fungussen vindt haar voorlopig hoogtepunt in ‘Paviljoen’, een werk waarbij Reyers het Braempaviljoen in het Middelheimmuseum in Antwerpen volgooide met 30.000 kilo champost (een voornamelijk uit paardenpoep bestaand substraat) om daar champignons op te laten groeien. Dit was geen eenvoudig project. Om paddenstoelen te doen groeien is een bepaalde temperatuur en luchtvochtigheid vereist en op deze schaal is het dus nodig om de aan de architectuur aangepaste constructie waarop de champost was gestort te bedekken met plastic en de voedingsgrond regelmatig te bevochtigen. Dan nog moest het gebouw afgesloten blijven voor de buitenlucht, omdat het gevaar van infectie van de champignons met schimmels uit het Middelheimpark groot is. Na de nodige complicaties was echter in het gebouw een donker golvend oppervlak te zien dat bedekt was met witte champignons. Tijdens een bezoek kon de bezoeker een vochtige muffe geur ervaren die samen met de geur van de meststof en het parcours dat door de installatie leidde een mooi contrasterend commentaar opleverde op het witte modernistische gebouw dat de installatie omsloot. Naast dit alles had de kunstenaar om het gebouwtje van Braem narcissen geplant die in het najaar begonnen te bloeien. Hiertoe had hij de bloembollen van het zuidelijk halfrond geïmporteerd en sterk gekoeld om ze in juni en juli te planten. Het resultaat was nogal vervreemdend en veroorzaakte bij de bezoekers een bepaalde sensibiliteit voordat ze het ‘Paviljoen’ zouden betreden. Het hele project ziet de kunstenaar als een performance over langere tijd.
Een verwant vroeg werk met kortere sociale impact is de mosselstoel. Volgens de kunstenaar is het werk geïnspireerd op Henry Miller die zich al schrijvende verliefd waant op alle Franse meisjes op een terras in Parijs. Zeger Reyers heeft een kenmerkende bistro-terras-stoel een hele tijd in zee laten staan om daar mossels op te laten groeien. Na twee jaar werd de stoel, die afgezien van mossels met van alles was begroeid uit het water gehaald en hij werd met groenten en kruiden op het vuur gezet. Tijdens wat een kookperformance werd genoemd werden de mossels zo tijdens de opening van een tentoonstelling klaargemaakt in een speciaal ontworpen pan en geserveerd aan het publiek. Een dergelijk werk is te beschouwen als een vorm van sociale sculptuur, waarbij het publiek participeert in de bevindingen van een onderzoek. Deze kunstenaar heeft duidelijk een affiniteit met gastronomie en hij doet onderzoek naar smaken en geuren. In zijn volkstuin wordt van alles gekweekt en in zijn atelier is al menige fles met door hemzelf gefabriceerde drank gevuld.
Een dergelijke ervaring bezorgde Reyers ook de bezoeker aan het GEM in Den Haag toen hij in de kelder van het gebouw de muren zwart schilderde en een laag water op de bodem liet lopen. In de zo ontstane vijver werd een looptraject met planken geïnstalleerd. Bij het betreden van dat pad was het stikdonker en het bewustzijn van het water bezorgde de bezoeker een zekere spanning die ook weer rustgevend werd. Er was echter meer: in het donkere water zwommen speciaal geselecteerde extra donkere karpers rond die af en toe zonder zichtbaar te zijn het wateroppervlak deden rimpelen en die de meditatieve stilte die in de ruimte kon heersen soms doorbraken en de bezoeker een onbehaaglijk gevoel bezorgden. Het verhoogde bewustzijn dat een bezoek aan de ruimte je bezorgde vertraagde de tijd en als je weer buiten was had je het gevoel dat je jezelf was tegen gekomen. In ‘Aqua Boogie’, zoals de installatie heette (vrij naar George Clinton), was het de bedoeling dat je danste met je eigen emoties.
Als je zo kijkt naar het werk dat Zeger Reyers door de tijd gemaakt heeft zou je misschien kunnen zeggen dat hetgeen hij in eerste instantie de natuur objecten liet aandoen hijzelf later als kunstenaar en intermediair steeds meer zijn publiek probeert te laten ervaren. Met een mateloze generositeit deelt hij smaken, geuren, tactiliteit en maakt hij het publiek bewust van natuurlijke sensaties. Daarnaast geeft het werken met tijdelijke installaties een gevoel van eindigheid en speelt hij met verdichting en vertraging van de tijd: het eten van een oester is een tijdelijke ervaring van grote kwaliteit, evenals het lopen door ‘Aqua Boogie’. In een installatie waarmee Reyers de tijd oprekte komt een geheel andere tijdsbeleving aan bod: voor de tentoonstelling ‘Eating the Universe: Food in Art’ in Düsseldorf maakte Reyers een draaiende keuken. De idee er achter was dat je om te koken allerlei ingrediënten in een keukenmachine doet en vermaalt: waarom laat je de keuken als geheel niet draaien zodat alle ingrediënten, hulpmiddelen en keukenonderdelen vermaalt worden en het koken zo op een conceptueel niveau getoond wordt? Er werd dus een geheel ingerichte keuken met eten en drinken geïnstalleerd in Kunsthalle Düsseldorf. Deze keuken was in een ronde structuur gemonteerd waardoor hij heel langzaam 380 0 om zijn as kon draaien. Bij de opening van de tentoonstelling werden pakken, flessen en kastjes geopend, drank uitgeschonken en hapjes gemaakt. Obers gingen rond met bladen, maar ongeveer halverwege de opening verliet de kok de keuken en begon de ruimte langzaam te draaien. In vijftien minuten draaide de keuken met luid gerinkel om zijn as en stopte daar niet meer mee tot de tentoonstelling zes weken later was afgelopen. In die tijd was de keuken en haar inhoud in een fantastische chaos veranderd die bezoekers door een spel met hun conditionering en veelsoortige indrukken aan het denken had gezet.